Site pictogram Zin Vol Zin

Echtscheiding als bijgeloof

Een bijdrage van: Erwin de Ruiter

‘Mag jij scheiden, van je geloof?’, zo werd mij laatst gevraagd. We raakten er over in gesprek en eenmaal weer thuis besloot ik het tot op heden ongelezen boekje van G.K. Chesterton, Het bijgeloof der echtscheiding, eens uit de kast te trekken. ‘Mag een mens een belofte verbreken? Moet een mens eigenlijk wel een belofte afleggen?’, zo lees ik vrij snel als tegenvraag.

‘Juist om te kunnen scheiden is het nog altijd noodzakelijk gebleken eerst de formaliteiten van een huwelijk te laten voorafgaan.’

Chesterton trekt de vergelijking van het trouw zijn aan de vlag van een land, met het trouw zijn aan de vlag van het gezin. Is het verdedigen van de vlag eerbaar? Is overlopen geen verraderlijke maar juist een verstandige daad? Is strijden voor vrijheid, niet meteen strijden voor behoud? En daar ligt ook de probleemstelling: ‘de vraag is of vrij zijn de vrijheid insluit om je te binden, want de gelofte is een afspraak met jezelf’.

‘Men is trouw aan de vlag verschuldigd juist op het moment dat ze bijna ten val komt.’

Chesterton ziet de vrijheid als de ramen van een huis. Noodzakelijk voor de lichtinval, maar niet los verkrijgbaar. ‘Een tegenstrijdig schijnend mysterie van beperktheid en vrijheid.’ 

‘Een raam is als een schilderij, waarbij de muren de lijst vormen. Maar het is een dwaling een raam te willen hebben zonder te bedenken of je wel een huis nodig hebt. De ramen verbeelden de vrijheid en het licht. Echtscheiding als bevrijding van huiselijke banden is in het wilde weg redeneren in dezelfde geest als ‘wel ramen, geen muren’. Zulke mensen zeggen dat ze moeten kunnen scheiden, zonder zich af te vragen of ze wel moesten trouwen.’

Wat Chesterton ook sterk doet is het normaliseren van het huwelijk. Huwelijkstrouw is niet voorbehouden aan christenen die hierover in de Bijbel wat verzen hebben gelezen, het is eerder een intermenselijk begrip zoals broederschap dat is. Ik moet, nu ik dit schrijf, denken aan de serie band of brothers waarin broederschap in oorlogstijd heel duidelijk zichtbaar wordt gemaakt. Niet uit christelijke overwegingen doen ze elkaar geloften van trouw, maar als een vergaande loyaliteit omdat ze zich verbonden weten en omdat ze met elkaar een doel nastreven.

‘Het huwelijk is niet slechts een mystiek begrip, net zo min als broederschap dat is.’

Het verschil tussen de trouw aan een natie en de trouw van een huwelijksgeloften is dat de verhoudingen bij de laatste vrijer zijn. ‘De gelofte is een vrijwillige betuiging van trouw, het onderscheidt met de huwelijksgelofte en andere geloften van trouw is dat deze tegelijkertijd een keuze is.’ ‘De man is niet alleen een burger in de huwelijkse staat, maar is er ook de stichter en bouwmeester van.’ ‘Als het geoorloofd is hem trouw te vragen aan het gemeenschap die hem heeft voortgebracht, is toch zeker niet kleingeestiger hem trouw te vragen aan de gemeenschap die hij zelf heeft gesticht’.

‘De Engelsman word in de bekende mop tegen de vaderlandsliefde gefeliciteerd met zijn fijne, kieskeurige smaak in Engeland geboren te zijn. ‘Want hij had wel een Rus kunnen zijn’. Sommigen lijken te denken dat ze inderdaad Russen kunnen zijn als ze daar zin in zouden krijgen. Wanneer het gezonde verstand zelfs deze onvrijwillige trouw als natuurlijk beschouwt, kan het ons nauwelijks verbazen als het vrijwillige trouw nog natuurlijker vindt.’ 

‘Wat meneer Jansen betreft is het niet waar dat hij een Rus had kunnen zijn wat mevrouw Jansen betreft  kàn het waar zijn dat ze wel eens mevrouw Pieterse had kunnen zijn.’

‘Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de gelofte, uit vrije beweging afgelegd, juist het krachtigst gehandhaafd moet worden. Er zijn, uit de aard van de zaak, zulke geweldige consequenties aan verbonden, dat geen enkele andere vorm van contract ermee vergeleken kan worden.’

‘De huwelijkse instelling, die intellectuelen zo verbijstert, kan verklaart worden uit het stoffelijke feit (zelfs door intellectuelen waar te nemen) dat kinderen meestal jonger zijn dan hun ouders. ‘Zodat de dood ons scheidt’ is geen lege formule voor hen die bijna zeker sterven voordat ze meer dan de helft te zien krijgen van de verbazingwekkende (of schrikbarende) gevolgen van hun daad.’

Het huwelijk is een organisch geheel waar je niet zomaar in kunt snijden. Je zegt ook niet “‘doe mij maar 30 cm hond’, zonder je er om te bekommeren waar de snee zou komen.”

Er is over het huwelijk zelf alswel vanuit de gedachten van Chesterton veel meer te zeggen over de huwelijksgelofte. Ook is er meer te zeggen over de nadelen van bij elkaar blijven als het niet loopt, als er kinderen in het spel zijn bij een ongezonde relatie of over het verdriet wat er in een huwelijk kan zijn. Moet je een huwelijksbelofte wel willen afleggen, zou een volgende vraag kunnen zijn (het antwoord is ‘ja!’, misschien werk ik dat ooit nog eens uit in een vervolg artikeltje hierop). Chesterton betoogt dat dit ook zonder huwelijk, met of zonder echtscheiding, met of zonder de een of andere schikking, tragedies blijven. Ik heb me hier echter gericht op de belofte van trouw en laat het er voor nu even bij.

Q8


Disclaimer: deze bijdrage van Erwin de Ruiter is eerder in uitgebreidere versie verschenen onder de titel ‘Trouw tot in de dood en is met toestemming van de auteur overgenomen. Erwin de Ruiter is onder andere uitgever en auteur bij uitgeverij Stad op een berg

Mobiele versie afsluiten