Steun ons | Klik hier
Onlangs verscheen het gedichtje U was al daar. Daarop ontving ik de reactie van Rob de Jong. Dat riep bij mij onderstaande wederreactie op. Lees hier alles: Een kleine polemiek.
Ha, wat leuk; een uitgebreide en doordachte reactie op het gedicht ‘U was al daar’!
Het heeft even geduurd voordat ik tijd vond om te reageren, met als nadeel de wachttijd, als voordeel een zekere rijping van het antwoord. Want, alhoewel het strikt genomen geen vraag betreft – het lijkt zelfs een sluitende analyse – vraagt het juist daarom om een antwoord. Zoals een goede vraag een wedervraag mag verwachten. Niet in de laatste plaats als tegenprestatie voor de aandacht en inhoudelijke inspanning welke is geleverd. Maar vooral omdat het een beantwoording mijnerzijds oproept. Het vraagt dan ook om een goed antwoord.
Maar wat ís een goed antwoord?
Niet één die de plooien gladstrijkt en van genoegdoening zachtjes in de rode wangetjes knijpt. Nee, liever één die schuurt en eveneens tegenreactie oproept. ‘Zoals ijzer met ijzer scherp wordt gemaakt, zo scherpt de ene mens de andere’.¹ Een die met zachte doch dwingende hand tot de orde roept.
Maar welke orde?
Welaan, dat is een goed startpunt voor mijn antwoord. Om tot de orde te roepen moet het eerst een bende zijn – of op zijn minst on-orde-lijk. Maar dat is het niet, de reactie ís ordelijk, gestructureerd. Het is eveneens observerend, beschouwelijk en analyserend. Theologisch van aard en de insteek met hier en daar een hint van persoonlijke beleving.
En daar komen we tot welke orde ik wil roepen: volg-orde.
En wel de volgorde van bedoelingen. De bedoeling van poëzie kan niet enkelvoudig gelegen liggen in het letterlijke. Het wil tenslotte een dieper betekenis aanboren dan het letterlijke of voor de hand liggende. Het wil het onuitspreekbare invoelen, het buiten het bereik liggende als horizon voorstellen. Wat men kent te beleven – te beleven wat men nog niet kent. Het wil het letterlijke op nieuwe wijze presenteren zodat niet enkel de ratio, maar ook de emotie betrokken raakt. En er beweging tot stand komt – emotie komt tenslotte van het werkwoord emoveren – wil in beweging brengen. Dat is het hart. En nu komen we tot de kern. De volgorde die ik zoek ligt in de hiërarchie van bedoelingen – en dient daar doorheen te bewegen.
Maar welke beweging?
De beweging moet zijn richting de onderste laag – of hoogste bedoeling. Het is poëzie dan ook allereerst te doen om de beweging uit het hoofd naar het hart. Of vanuit de emotie naar het hart. En vice versa, tot het circulair begint te worden. Een verdiepende ademing. En die beweging kan wel degelijk beginnen met een observatie van het letterlijke, de leerstelling, het fysieke, het waarneembare. Het kan welhaast niet anders, daar beginnen de meeste observaties. Maar daar mag het niet blijven wil het tot beweging willen komen. Het gaat dan niet meer om begrijpen, maar weten. Niet meer om kennis, maar wijsheid. Niet meer om de vraag, maar de vragensteller. Niet om het ethische, maar het esthetische. En de samenhang tussen dat alles.
Het is de beleving van iets dat onmetelijk en eeuwig is, maar toch kenbaar. Gekend in de verhalen van weleer, welke beleefd zijn onder de sterren waar ook wij door verlicht worden. Nietig en klein, maar toch onderdeel van een plan. Een relativering en tegelijkertijd een bemoediging. De beweging is dan wel van buiten naar binnen, maar slechts om de deuren open te doen. Het is Gods weg naar binnen.
Slechts de tekst te fileren is de hemel in een potje stoppen zodat het wat handzamer wordt. Maar de hemel zelf is daardoor verdwenen.
Ik kan me overigens prima vinden in de letterlijke strekking van de ontleding, een mooi startpunt. Dank daarvoor!
Voetnoten: